Op het trottoir van de stad, van de grote stad Liep een klein jongetje zomaar, zomaar, zomaar wat Hij dacht aan zijn huiswerk waar hij geen zin in had En aan zijn moeder, die thuis op hem te wachten zat
Hij liep door het park waar op een bank een klein meisje zat Hij ging naast haar zitten en geen van beiden zeiden wat Ze keek naar de lucht en hij keek over het pad Naar de overkant waar een verliefd paartje zat
De man en de vrouw zaten hand in hand en droomden wat De man streelde haar haren en zei: Toe nou, toe, lieve schat Het jongetje gefascineerd: Nou, hup hup, gebeurt er eens wat Hij stoote het meisje aan die nog niets in de gaten had
Het meisje keek nu ook gespannen naar het liefdesspel Ja, nu, nee, jammer, maar wacht misschien toch nog wel De man sloeg zijn armen om de vrouw heen en heel snel Gaf hij haar een kus; en de kinderen dachten: zie je wel
De man zoende haar hier, de man zoende haar daar En ook de kinderen schoven dichter bij elkaar Opeens pakte het jongetje het meisje bij haar haar En gaf een zoen op haar neus, 't ging een beetje raar
Het meisje gaf hem een klap en rende naar de stad Het jongetje, beteuterd, ging ook maar weer op pad Hij ging aan zijn huiswerk waar hij geen zin in had En naar zijn moeder En dat was datTeksty umieszczone na naszej stronie są własnością wytwórni, wykonawców, osób mających do nich prawa.