Er waren twee jonge gelieven Die minden elkander zo teer Die gingen tezamen ten stadhuize En werden mevrouw en meneer Ze kregen een woning op zolder Bij grootvader Piet van der Plas En waren daarmee in hun nopjes Omdat er zo'n woningnood was
En als zij daar zoenden en stoeiden Keek opa op grootvaders klok Dan nam hij zo lustig de tijd op Ook sloeg hij de maat met zijn stok En maakten de jonge gelieven Een uiterst erotisch geluid Trok opa zich op aan de dakgoot En lachte hen toe door de ruit
Dat grootvader zo alle dagen Een blijk van belangstelling gaf De jongen die kon het niet schelen Maar de arme meid knapte af Haar stem kreeg een ranzige bijklank Haar ogen die kregen iets grauws Totdat ze tenslotte kapot ging Aan opa z'n blijven applaus Teksty umieszczone na naszej stronie są własnością wytwórni, wykonawców, osób mających do nich prawa. |
|